Jan Roëde - Een feest voor het oog

Jan Roëde (1914-2007) was één van de meest opmerkelijke naoorlogse moderne kunstenaars in Den Haag, onder meer betrokken bij de roemruchte ‘Posthoorngroep’. Hij maakte schilderijen, tekeningen, grafiek, gouaches, maar ook (onder meer) illustraties, glaskunstwerken en wandschilderingen. Van 14 december 2019 tot en met 5 januari 2020 zijn schilderijen en werken op papier van Jan Roëde te zien op een tentoonstelling in de Mesdag- en Weissenbruchzaal van Pulchri Studio in Den Haag. 

Jan Roëde wordt in 1914 geboren in Groningen, maar verhuist al in 1918 met zijn familie naar Den Haag.  Jan doorloopt in 1930-1931 een opleiding tot tekenleraar, gevolgd door een tekenstudie aan de Koninklijke Academie voor Beeldende Kunsten (KABK) in Den Haag. Aan dezelfde academie rondt hij de avondopleiding reclameschilderen, bij de ontwerp-grootheden Gerrit Kiljan en Paul Schuitema, af. 

Tekenhandschrift:

Roëde werkt van 1933 tot en met de vroege jaren zestig als freelance grafisch ontwerper en illustrator, voor reclames en boeken, zoals bij het dromerige en bovennatuurlijke gedicht ’De Raaf’ van de Amerikaanse schrijver/dichter Edgar Allen Poe dat in 1948 door uitgeverij Bruna wordt heruitgegeven. Roëde’s ervaring als illustrator legt een sterke basis voor een tekenhandschrift  dat zijn schilderijen mede zal gaan bepalen. Collega-kunstenaars Willem Hussem en Arnold Smith stimuleren Roëde om te gaan schilderen. Roëde verdiept zich in het Zenboeddhisme, en wordt zeer getroffen door de daarin benadrukte onafhankelijke kijk op het leven; ‘je moet naar eigen wijsheid handelen’, zoals Jan zelf ooit stelde. Roëde ’s  schilderijen van rond 1946 suggereren de invloed van de  surrealistische droomfiguren van Joan Miró en de collages van Henri Matisse.

Kleurgebruik en lijnenspel:

Als Roëde  het ‘omgekeerde kleurenperspectief’ van het Franse lyrisch-abstracte kunstenaar Maurice Estève oppakt, eind jaren veertig, begin jaren vijftig, vindt hij zijn eigen stijl: warme kleuren op de achtergrond en koele kleuren op de voorgrond. Op een dragend fond van kleuren plaatst Jan een lijnenspel dat de voorstelling bepaalt. Als daarna die lijnen verdwijnen worden de contouren gesuggereerd door trefzeker kleurgebruik; de gestileerde figuren gaan domineren. Dieren (waaronder vogels) en mensfiguren duiken op uit de kleurvlekken - soms schemerachtig, dan weer koel en helder. Roëde experimenteert met combinaties van abstracte achtergronden en figuren op de voorgrond, in interieurs en landschappen. Geleidelijk worden de  doeken leger, krachtiger, en maakt hij prachtige drie- en vierluiken. De schilderijen hebben een sterke associatieve kracht, en verwijzen uiteindelijk alleen naar zichzelf; ze zijn realiteit binnen hun eigen ruimte: vlak en frontaal, plat en eenvoudig. 

Parijs, Stockholm en Den Haag:

In 1946  exposeert Roëde  met ’12 Schilders’  in het Stedelijk Museum Amsterdam, waarna hij zich aansluit bij de omvangrijke kunstenaarsgroep ‘Vrij Beelden’. In de zomermaanden van  1946 en 1947 werkt Jan in Zweden, op bemiddeling van Stedelijk-directeur Willem Sandberg en de ex-directeur van het Nationalmuseum in Stockholm, Gregor Paulsson. Roëde heeft in 1947 en 1950 succesvolle galerietentoonstellingen in Parijs, in 1948 in Stockholm. Roëde’s werk neigt enigszins naar de stijl van Cobra-kunstenaar Eugène Brands,  reden voor de Cobra-groep hem te vragen om zich bij hen te voegen. Dat aanbod slaat Roëde af: hij kan zich niet vinden in het fanatieke idealisme van genoemde kunstenaarsgroep. In Parijs prijzen gerenommeerde critici zijn werk, in Nederland noemt men Roëde ‘s werk in 1948  ‘kladboekwerk‘ en ‘eer flauw dan geestig’, nog voordat de critici met dergelijke kwalificaties de grote Cobra-expositie in het ‘Stedelijk’ in 1949 pogen neer te sabelen. In Parijs heeft Jan een goed ‘rapport’ met de befaamde Franse dichter Paul Éluard (die samenwerkt met avantgardisten als Max Ernst en André Breton) , die hem een exemplaar van zijn baanbrekende dichtbundel ‘Facile’ (1935, waarin de foto’s van Man Ray één geheel lijken te vormen met de gedichtteksten) geeft, met de inscriptie: ‘Jan Roëde qui sait la couleur’ (‘Jan Roëde die de kleur kent’).

Vanaf  de jaren vijftig en zestig gaan ook Nederlandse recensenten als Dolf Welling het werk zeer waarderen, onder meer vanwege de  poëtische ondertoon van het werk. Hij exposeert in 1957 en 1958 in ‘Kunstzaal De Posthoorn’, in het gezelschap van andere vernieuwers als Hussem, Jaap Nanninga en Wim Sinemus. 

In 1955 verschijnt zijn geïllustreerde tekstbundel ‘Je kunt niet alles begrijpen’ (uitgeverij Stols) en in de jaren negentig twee mappen ‘Humouresques’ met etsen en eigen gedichten. Hij is lid van de Haagse kunstenaarsverenigingen Pulchri Studio en de Haagse Kunstkring. Hij werkt ruim twintig jaar, tot aan zijn overlijden in 2007, in een prachtig atelier in Park Clingendael in Den Haag, waar voor hem zijn collega Kees van Bohemen werkte. 

In 1968 en 1988 heeft Roëde overzichtstentoonstellingen in het Haags Gemeentemuseum, in 1999 in het Cobra Museum voor Moderne Kunst Amstelveen en  in 2014 in het Jan van der Togtmuseum in Amstelveen. In 2016 zijn er schenkingen van Roëde ’s werk aan het Drents Museum in Assen, in 2019 aan Teylers Museum in Haarlem. Het depot van de Jan Roëde Stichting bevindt zich in Pulchri Studio. Anno 2019 is er nog steeds een levendige belangstelling voor het werk van deze ‘Franse modernist uit Den Haag’.

Op de komende verkooptentoonstelling in twee grote bovenzalen van Pulchri Studio zal de Jan Roëde Stichting schilderijen en werk op papier (inclusief grafiek) presenteren. De Stichting overweegt om voor de opbrengsten van de verkooptentoonstelling in Pulchri een speciaal doel te formuleren. 

Informatie

Vanaf:
Zaterdag 14 december 2019
Tot en met:
Zondag 05 januari 2020

Waar:
Mesdagzaal
Weissenbruchzaal