De kern van mijn werk ligt in de herinnering van het terloops oppakken van een schelp aan het Noordzee strand. De ontroering, die ik kreeg bij het aandachtig kijken naar de binnenkant van deze schelp, heb ik nooit vergeten. Het was een ervaring van almachtige schoonheid, die mij deed beseffen dat alles te zien is in het kleine en zogenaamde alledaagse. Ik vond een stukje van het paradijs.
De huid - de pakbaarheid van het gewone, aardse stoffelijke - is daardoor een rode draad in mijn werk geworden. Ik ben een chirurg, die van uit het kleinste fragment de wereld tot in zijn details wil ontleden.
De stoffelijkheid van mijn werk komt terug in het gebruik van bv. teer, wol, fluweel, papier. De chirurg in mij fileert deze materialen en beperkt zich tot een paar beeldaspecten zoals lijn, kleur en textuur. Dit proces neemt de vorm aan van een DNA onderzoek. De herhaling van vorm en lijn leidt tot patronen en systemen waarin een authentiek, volmaakt detail zich openbaart. In ons dagelijks bestaan zijn het de essenties, die ons doen overleven en dat is uiterst intrigerend.